Na een succesvolle eerste ronde van het Tiele-fellowshipprogramma zullen in 2022 maar liefst drie fellows financieel en wetenschappelijk ondersteund worden door de Tiele-Stichting: dr. Nina Geerdink (Universiteit Utrecht), drs. Andrea van Leerdam (Universiteit Utrecht) en dr. Judith ter Vrugte (Universiteit Twente). Het fellowshipprogramma is in 2020 ontwikkeld om de wetenschappelijke studie van het boek in heden en verleden te bevorderen en staat open voor iedereen met aantoonbare wetenschappelijke capaciteiten. Nina Geerdink zal onderzoek doen naar privileges aangevraagd door auteurs voor hun publicaties in de lange zeventiende eeuw, Andrea van Leerdam naar astrologie en religie in vroege gedrukte ‘schaapherderskalenders’ en Judith ter Vrugte naar het gebruik van digitale middelen voor leesbevordering in gezinnen met jonge kinderen.

De selectiecommissie, die bestond uit prof. dr. Paul Hoftijzer, dr. Jeroen Salman (bestuursleden Tiele-Stichting), dr. Steven Claeyssens en prof. dr. Eliane Segers (leden Wetenschappelijke Adviesraad), heeft een keuze gemaakt uit twaalf aanvragen. De commissie lette bij het selecteren vooral op de relevantie voor de missie van de Tiele-Stichting en op de kwaliteit en haalbaarheid van het onderzoek. De fellows ontvangen een stipendium van € 1.500,- per maand gedurende de twee maanden waarin ze hun onderzoek uitvoeren. Tijdens de eerstvolgende Tiele-dag lichten de fellows hun onderzoeksplannen verder toe. In het najaar van 2022 presenteren ze de voortgang en resultaten van hun onderzoek voor geïnteresseerden. Houd voor meer informatie hierover de website van de Tiele-Stichting in de gaten.

 

Nina Geerdink

Nina Geerdink Portretfoto Nina Geerdink is universitair docent vroegmoderne Nederlandse letterkunde aan de Universiteit Utrecht. Ze studeerde Nederlands aan de Universiteit Utrecht en promoveerde in 2012 aan de Vrije Universiteit Amsterdam op een proefschrift over de sociale verankering van het dichterschap van de Amsterdamse dichter Jan Vos (1610-1667). Haar onderzoek concentreert zich op vroegmodern auteurschap, met speciale aandacht voor gender, auteursrepresentatie, patronage en sociale poëzie. Zij rondde recent een NWO-Veni-project af over de beeldvorming en praktijk van het verdienen door literaire auteurs in de Republiek: Poets & Profits. A New History of Dutch Literary Authorship 1550-1750.

De literaire auteur en het Nederlandse boekverkopersprivilege: ideeën over auteursrecht in de lange zeventiende eeuw (1550-1750)

Nederland was relatief laat met het invoeren van het auteursrecht, in 1912. Dat afspraken over het eigendom van auteurs pas zo laat juridisch vastgelegd werden, betekent uiteraard niet dat eigendomssentimenten en, in relatie daarmee, verdienmogelijkheden van auteurs, daarvóór niet bestonden. Verschillende zeventiende-eeuwse literair auteurs verdienden aan de uitgaven van hun eigen werk door het zelf uit te geven of slim te onderhandelen, en we kennen veel voorbeelden van auteurs die zich bezorgd uitlieten over de manier waarop anderen met hun werk omgingen.

Een bron die meer licht kan werpen op zulke vroege eigendomssentimenten en verdienmogelijkheden uit boekverkoop in het literaire domein is het privilege, aangevraagd door auteurs. In dit project wordt deze bron systematisch onderzocht voor de Nederlandse Republiek in de periode 1550 tot 1750, met als doel de vraag te beantwoorden hoe ideeën over eigendom van en verdiensten uit literaire werken zich ontwikkelden in de lange zeventiende eeuw. Bevestigen de privileges en bijbehorende aanvraagdocumenten uit de archieven de algemene aanname dat auteurs zich door de tijd heen in toenemende mate bewust werden van hun eigendomsrechten en verdienmogelijkheden of bestonden er gedurende de hele zeventiende eeuw al pregnante ideeën over auteursrecht?

 

Andrea van Leerdam

Portretfoto Andrea van Leerdam

Foto Dick Boetekees

Andrea van Leerdam is boekhistoricus en promovendus aan de Universiteit Utrecht, afgestudeerd in Middeleeuwse en Renaissance-studies in 2005. Ze rondt in 2022 haar proefschrift af over hoe boekillustraties in vroege gedrukte boeken de leeservaring stuurden en zo bijdroegen aan processen van kennisoverdracht. Dit onderzoek richt zich op de vroegste geïllustreerde medische en astrologische boeken in het Nederlands (c. 1500-1550). Ze ontving hiervoor subsidie van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO, Promoties in de Geesteswetenschappen). Andrea’s onderzoeksinteresse gaat vooral uit naar het samenspel tussen vorm en inhoud, tussen tekst en beeld, en tussen boekproducenten en lezers van vroege drukken. Voordat Andrea aan haar promotietraject begon heeft ze jarenlang gewerkt als redacteur en adviseur wetenschapscommunicatie bij de faculteit Geesteswetenschappen van de Universiteit Utrecht, een functie die ze momenteel tijdelijk opnieuw bekleedt. Ze is ook bestuurslid van de Nederlandse Boekhistorische Vereniging (NBV).

Astrologie en religie in vroege gedrukte ‘schaapherderskalenders’: vormen en functies van populaire kennis in vier talen

Met de verspreiding van de boekdrukkunst werd rond 1500 steeds meer kennis geproduceerd en uitgewisseld in de volkstaal in plaats van Latijn, ook buiten de traditionele geleerdenkringen. Tot de bestsellers met populaire kennis over gezondheid, natuur en kosmos behoorden de zogenoemde ‘schaapherderskalenders’. Van deze boekjes, een soort almanakken, verschenen vanaf 1491 tientallen edities in het Frans, Engels, Nederlands en Duits, allemaal rijk geïllustreerd en met een hoogst veranderlijke samenstelling. Voor wie waren ze bedoeld en voor welke doeleinden? Dit project onderzoekt deze vraag door edities in vier verschillende talen te vergelijken, zowel wat betreft inhoudelijke samenstelling als illustraties en vormgeving.

Deze transnationale vergelijking op vorm en inhoud werpt nieuw licht op het vroege gedrukte boek als medium voor zowel theoretische als praktische kennis. Opvallend is dat astrologie en religie – kennis over de gezondheid van lichaam én ziel – in de Franse en Engelse schaapherderskalenders nauw verweven zijn, terwijl uit de Nederlandse en Duitse edities de religieuze inhoud doelbewust verwijderd lijkt. Dat maakt de vraag naar het publiek en gebruik van deze boeken bij uitstek urgent. De uiteenlopende verschijningsvormen van de schaapherderskalenders bieden inzicht in zestiende-eeuwse opvattingen van kennis, en in de visuele geletterdheid en kennisbehoeften die drukkers bij hun publiek veronderstelden.

 

Judith ter Vrugte

Portretfoto Judith ter Vrugte

Judith ter Vrugte (Universitair Docent) studeerde in 2010 cum laude af als orthopedagoge met de specialisatie ‘leren en ontwikkeling’. Na een dienstbetrekking bij het Behavioural Science Institute (Radboud Universiteit Nijmegen) zette ze haar wetenschappelijke carrière voort bij de vakgroep Instructietechnologie (Universiteit Twente). Hier houdt zij zich bezig met onderzoek naar de potentie van digitale leeromgevingen en welke aspecten deze potentie beïnvloeden. In 2016 promoveerde ze op haar onderzoek naar instructieve ondersteuning binnen game-based leeromgevingen; Serious support for serious gaming. Daarna heeft zij opgetreden als onderzoeker en coördinator binnen diverse projecten onder andere gesubsidieerd door NWO, Tech Your Future en Stichting Lezen. In 2020 ontving zij de Brinksma Innovation Grant voor haar onderzoeksproject I-CREW.

Hoe komt het digitale prentenboek op de koffietafel?

Een klimaat van ‘leesweerstand’ en oplopende laaggeletterdheid vormt in toenemende mate een probleem in Nederland. Tegelijkertijd zien we dat, door de digitalisering van de samenleving, digitale alternatieven voor drukwerk (e.g. e-books, e-dagbladen en luisterboeken) een steeds prominentere plek innemen in huishoudens en de levens van kinderen. Vrijwel alle kinderen gebruiken tegenwoordig dagelijks digitale middelen en mobiele media. Deze digitalisering zou een bijdrage kunnen bieden aan het oplossen van het eerder geschetste probleem van leesweerstand en laaggeletterdheid.

Deze bijdrage ontstaat vanwege de impact op toegankelijkheid van hoogwaardige leesinteracties en de optie om ondersteuning te bieden bij het aanbieden en begeleiden van talige activiteiten. Echter, een voorwaarde voor het benutten van deze potentie is dat ouders de juiste digitale boeken (of apps) weten te vinden en gebruiken. Momenteel blijkt dit niet optimaal. Tijdens dit fellowship wordt een voorstudie uitgevoerd waar, met behulp van organisaties die lezen onder de aandacht brengen bij gezinnen met jonge kinderen, in kaart wordt gebracht welke handreikingen nu gedaan worden om inzet van dergelijke digitale middelen te stimuleren en faciliteren, en welke barrières er zijn. Deze voorstudie biedt een fundament voor toekomstige interventies en onderzoek met betrekking tot het aanmoedigen van het inzetten van hoogwaardige digitale technologie met als doel de leeswaardering en geletterdheid te bevorderen.