Vorig jaar heeft de Tiele-Stichting een fellowship-programma ontwikkeld om onderzoek op het terrein van boeken en lezen in Nederland en Vlaanderen nog meer te bevorderen. Iedereen met aantoonbare wetenschappelijke capaciteiten kon hiervoor een voorstel indienen. Dit jaar werden er negen onderzoeksvoorstellen ingediend. De selectiecommissie, die bestond uit bestuursleden dr. Steven Claeyssens en dr. Jeroen Salman en Wetenschappelijk Adviesraad-leden prof. dr. Eliane Segers en prof. dr. Bram Vannieuwenhuyze, hebben uit de aanvragers twee fellows geselecteerd. De commissie heeft bij het selecteren vooral gelet op de relevantie voor de Tiele-missie en de kwaliteit en haalbaarheid van het onderzoek. De fellows zullen worden ondersteund met een stipendium van € 1.500,- per maand gedurende twee maanden.

De Tiele-fellows van 2021 zijn dr. Trude Dijkstra (Universiteit Leiden) en dr. Janneke Weijermars (Rijksuniversiteit Groningen).

Trude Dijkstra

Trude Dijkstra studeerde geschiedenis en boekwetenschap aan de Universiteit van Amsterdam. Ze promoveerde in 2019 aan de UvA op een onderzoek naar Chinese religie en filosofie in Nederlands drukwerk, 1595-1700. Na haar proefschrift is ze een jaar verbonden geweest aan het Meertens Instituut, waar ze zich bezig heeft gehouden met vroege Bijbelvertalingen. Hierna heeft ze verschillende fellowships vervuld (SHARP, Willison Foundation en de Van de Sande beurs van het Scaliger Instituut) die onderzoek aan de British Library, het Wellcome Institute en de Universiteitsbibliotheek Leiden mogelijk hebben gemaakt.

Trude is docent vroegmoderne geschiedenis aan de Universiteit Leiden. Daarnaast is ze als redactielid betrokken bij Quaerendo. In het late voorjaar van 2021 zal ze als Niels Stensen Fellow afreizen naar het Warburg Instituut in Londen.

Samenvatting van het onderzoeksproject:

Andreas Cleyer, Willem ten Rhijne en de publicatie van Chinese medische teksten in Europa, 1680-1720

De COVID-19 pandemie maakt op pakkende wijze duidelijk dat gezondheid en geneeskunde een mondiale zorg zijn, waarbij communicatie tussen continenten, landen en culturen van fundamenteel belang is. Zo stelt de huidige Nationale Wetenschapsagenda (cluster 110) de manier waarop de media vormgeeft aan internationale relaties aan de orde. Vragen over de betrouwbaarheid en bruikbaarheid van nieuwe informatie werden ook al gesteld toen China en Europa voor het eerst aan elkaar werden voorgesteld aan het einde van de zestiende eeuw.

Dit project onderzoekt hoe Nederlandse boekproducenten kennis over Chinese geneeskunde communiceerden en commercialiseerden tijdens de eerste 150 jaar van contact, en hoe informatie werd aangepast in verschillende typen media en in verschillende talen. Het behandelt daarbij de interactie tussen tekst, de materiële vorm van het drukwerk én de intellectuele ontwikkelingen in de mondiale geschiedenis van medische kennis. Hierbij zal onderzocht worden hoe handgeschreven teksten en drukwerk zich verplaatsten via internationale private en publieke communicatienetwerken. Met een focus op de artsen Willem ten Rhijne (1647-1700) en Andreas Cleyer (1634-1698) onderzoekt dit project de effecten van vroegmodern publicatiestrategieën op interculturele interacties.

Janneke Weijermars

(foto: Suzanne Blanchard)

Janneke Weijermars werkt als Universitair Docent Moderne Nederlandse letterkunde aan de Rijksuniversiteit Groningen. Haar onderzoeksterrein is de Nederlandse letterkunde van de negentiende eeuw. Momenteel werkt ze met steun van Literatuur Vlaanderen aan een biografie en een digitale brieveneditie van de dichter Prudens van Duyse (1804-1859). In 2012 promoveerde ze aan de Universiteit Antwerpen op het proefschrift Stiefbroeders. Zuid-Nederlandse letteren en natievorming onder Willem I, 1814-1834, dat in 2014 in Engelse vertaling verscheen bij uitgeverij Brill (Leiden/Boston) en in 2016 werd bekroond met de Leon Elautprijs van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde te Gent.

 

Samenvatting van het onderzoeksproject:

Het boekbedrijf in Vlaanderen, 1830-1834

‘Elke kanonslag gaat ons in het hart’, schreef de Vlaamse filoloog Jan Frans Willems aan een Hollandse vriend in het revolutiejaar 1830, waarin België zich afscheidde van Nederland. Tot zijn verdriet trokken Noord-Nederlandse uitgevers, schrijvers en docenten zich na de Belgische Revolutie massaal uit de Zuidelijke Nederlanden terug. Hun inspanningen voor het Nederlandstalige boekbedrijf in het Zuiden werden niet vanzelfsprekend voortgezet door de Vlaamse vakgenoten. Tot nu toe is aangenomen dat het Nederlandstalige boekbedrijf in Vlaanderen na de revolutie voor een paar jaar helemaal stilviel. Het zou tot 1834 duren voordat de productie van Vlaamse teksten van uit het niets weer op gang kwam, aangezwengeld door de (her)oprichting van genootschappen, rederijkerskamers en tijdschriften en door sturend overheidsbeleid.

Nadere studie van schrijverscorrespondenties kan inzicht geven in wat er in de periode 1830-1834 geproduceerd werd en met welke uitgevers, drukkers en andere contactpersonen binnen het boekenvak Vlaamse schrijvers samenwerkten. De veronderstelling is dat er vlak na de revolutie al nieuwe netwerken ontstonden tussen schrijvers en uitgevers die de opbouw (of continuering van) het Vlaamse boekbedrijf mogelijk maakten. Dat zou kunnen betekenen dat er (veel) meer in het Vlaams geproduceerd werd dan tot nu toe bekend is en dat de wederopstanding van de Vlaamse letteren in 1834 minder abrupt kwam dan gedacht.